Jan van Maanen, 24 jaar oud, verhuist in 1907 samen met zijn vrouw Catharina naar Katwijk aan de Rijn, waar hij zijn zinnen heeft gezet op een failliete bakkerij. Voor 3300 gulden neemt hij de zaak en klanten over.
De eerste jaren waren niet makkelijk, de eerste wereldoorlog zorgt voor een grote schaarste in grondstoffen. Het brood komt op een rantsoen en de bakkers moeten zich bij de bereiding houden aan regeringsvoorschriften. Deze eerste tijd zorgt voor creativiteit en ondernemerschap, Jan laat zijn hoofd niet hangen en bedient zijn klanten met liefde voor de ambacht.